
Jurisprudentie
AU8376
Datum uitspraak2005-12-02
Datum gepubliceerd2005-12-20
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers298842 BM 05-1618
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2005-12-20
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers298842 BM 05-1618
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
kantonzaak, erfrecht en curatele, vraag of executeur machtiging nodig heeft voor levering.
Uitspraak
RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknummer. : 298842 BM 05-1618
datum : 2 december 2005
Beschikking op een verzoek tot machtiging
ingediend door:
[VERZOEKER],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
handelend als executeur in de nalatenschap van: [overledene], geboren te [geboorteplaats] op [datum] en overleden op [datum], laatst gewoond hebbende te [woonplaats],
en tevens als curator van zijn zuster [naam zuster], geboren te [geboorteplaats] op [datum], CB-nummer 27020/2004.
De procedure
Op 1 december 2005 is ter griffie ingekomen een verzoekschrift, waarin wordt verzocht goedkeuring te verlenen aan juridische levering van een pand dat door verzoeker als executeur in voornoemde nalatenschap is verkocht. Voor deze verkoop heeft verzoeker in maart van dit jaar machtiging verzocht en de kantonrechter heeft bij beschikking van 31 maart 2005 onder zaaknummer 270671 ER 05-15 verzoeker in dat verzoek niet ontvankelijk verklaard.
De beoordeling
1.
Blijkens de toelichting op het huidige verzoek is aan de griffie van de kantonrechter de vraag voorgelegd welke stukken gevoegd moeten worden bij een verzoek om toestemming voor levering namens de curanda. Daarop zou zijn geantwoord dat naast de conceptakte van levering een taxatierapport wordt verlangd.
2.
De strekking van het onderhavige verzoek is nu, zo begrijpt de kantonrechter, om die toestemming te geven zonder dat een (in dit geval tweede) taxatie, maar nu in onverhuurde staat, nodig is.
3.
De kantonrechter constateert dat hier niet meer aan de orde is de keuze van tegeldemaking van goederen uit de nalatenschap ter voldoening van schulden, waarover op 31 maart 2005 is geoordeeld. Hier gaat het om de leveringsverplichting die de executeur door deze verkooptransactie namens de erfgenamen heeft.
4.
Naar het oordeel van de kantonrechter brengt de bevoegdheid van de executeur tot tegeldemaking van het pand ter voldoening van schulden van de nalatenschap met zich mee, dat de executeur, die krachtens testament niet de toestemming nodig had van art. 4:147 lid 3 BW, dit pand op de voet van art. 4:145 lid 2 BW namens beide erfgenamen kan leveren zonder dat daar nog rechterlijke bemoeienis voor nodig is, in dit geval dan niet in de vorm van toestemming maar, naar de kantonrechter begrijpt, machtiging op de voet van art. 1:345 BW dat via art. 1:386 lid 1 BW van toepassing zou zijn.
De kantonrechter laat daarbij dan nog in het midden dat de tekst van art. 1:345 BW bovendien slechts betrekking heeft op het aangaan van een overeenkomst die tot beschikking strekt.
5.
De kantonrechter heeft derhalve niets te beslissen, ook niet over de noodzaak van een taxatierapport voor de waarde van het pand in onverhuurde staat.
Ter geruststelling van de betrokken notaris merkt de kantonrechter ten overvloede op dat, had de curator in maart 2005 op basis van de toen voorhanden zijnde stukken de machtiging op de voet van art. 1:345 BW verzocht om in het kader van vereffening van de nalatenschap namens curanda in te stemmen met verkoop en levering door de executeur (die blijkens testament tevens belast is met de taak om de nalatenschap in staat van verdeling te brengen en te verdelen), die machtiging gegeven zou zijn.
De beslissing
De kantonrechter:
- verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek.
Aldus gegeven door mr. M.E.L. Fikkers, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 2 december 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing kan, behoudens berusting, hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dagtekening van deze eindbeschikking door indiening van een beroepschrift (door een advocaat) ter griffie van het gerechtshof Arnhem.

